vrijdag 22 maart 2013

Gedrevenheid in Heerenveen




Om de top te kunnen halen, moet je gedreven zijn. En uit het juiste hout gesneden. Houterig was het afgelopen januari niet in Thialf. Twee vorstelijke winnaars:  IreenWüst en Sven Kramer. Een ongelooflijke prestatie, uitgerekend hier in Thialf en uitgerekend twee Heerenveeners! En dat vlak na nòg een overrompelend succesvolle plaatsgenoot: Epke Zonderland – olympisch goud. Ontspannen en charmant gaf Sven maandag na zijn succes, bij Pauw en Witteman, toelichting en zijn visie op het schaatsen. Petje af! Het gekke is, dat er iets op anderen afstraalt van dit superieure schaatssucces. Iets van trots op “onze sporters”, “ons Thialf”, ook al heb je zelf part noch deel aan deze prestaties. Met een glimlach keek ik dit weekend naar de supporters die hun auto bij mij voor de deur parkeerden, zich in het oranje hesen, leeuwenkop opzetten en al bij voorbaat wat opgewonden, naar het ijsstadion liepen. Zelf ooit één keer een schaatsmedaille gehaald na vijf kilometer, bij Ankeveen, over het ijs krabbelen op houten doorlopers, één keer als schooljochie aan een wedstrijd begonnen en toen smadelijk, vlak voor de finnish, onderuit gegaan en nog vaker jammerlijk door het ijs gezakt. Onvergetelijke belevenissen. En nou ineens trots. Op de prestaties van anderen. Wanneer je iets wilt bereiken, kijk je maar één kant op: naar je doel. En je laat die gerichte blik, eenmaal gefocust, niet los. Dat geld niet alleen in de sport, maar eigenlijk overal waar prestaties worden geleverd: muziek, politiek, ondernemen, de ouderwetse vakbondsstrijd, opkomen voor de belangen van aanspoelende bultruggen. Het gevaar schuilt er dan in, dat je het overzicht verliest. In dat verband was het een goed idee om met deelnemers aan het EK voetbal vanuit Krakau het nabij gelegen Auschwitz te bezoeken. Het zou het goed zijn om, vóór deelname aan de Olympische Winterspelen in Sochi, sporters en publiek, een kort inzicht te geven in niet alleen de aardige, maar ook de beklemmende kanten van het gastland.
Je zou kunnen zien of de Russische moedige mensenrechtenorganisatie “Memorial”, of mensen van het zogenaamde “Sochiproject”, Rob Hornstra en Arnold Bruggen, voor een introductieprogramma kunnen zorgen (www.thesochiproject.org
In 1936 nam Nederland deel aan de Olympische Spelen in Berlijn en won daar een respectabele verzameling medailles. In de toonzaal van Hitler! Pas later groeide het inzicht dat “we” die spelen beter hadden kunnen overslaan. Jammer voor de ambitie van de sporters. In 1978 was er veel commotie rond de WK voetbal in Argentinië. Freek de Jonge was diep verontwaardigd en Nederland ging toch. Nederlandging natuurlijk toch. Rond die winterspelen in Sochi, in 2014 hoor je bijna niemand. We gaan voor goud! Ongeacht in welke toonzaal. Dat is nu even belangrijker dan mensenrechten, waardigheid en milieu.
Bij het aantreden van de nieuwe paus, Franciscus, rezen er vragen over zijn integriteit ten tijde van de Argentijnse dictatuur. Kardinaal in Argentinië, burgemeester in oorlogstijd. Was hij zuiver op de graat, zijn wij dat? We kunnen niet zeggen dat we ’t allemaal niet wisten. Het wordt nog lastig genoeg om in de kranten en op internet een correcte kaart te laten zien met het grensverloop rond Sochi! De financiële kwestie rond Cyprus dezer dagen is “mooi” om iets van op te steken. Terugkijken in de spiegels van je auto lijkt kennelijk een zuiverder beeld van de wereld en waarheid te geven dan vooruit zien door de voorruit!
Dik Bolkestein

zaterdag 20 oktober 2012

Warchau



Het “Koor van de Dom van Kaliningrad” leek op 28 oktober 2010 voor het laatst te hebben opgetreden. In Zevenaar. Daarna zou het een tijd lang stil blijven. Maar bloed kruipt waar het niet gaan kan. Begin van het jaar werd koorleidster Elena Kramarenko benaderd om in mei 2010 weer met het koor met een liturgisch repertoire op te treden. In een kerk in het centrum van Warschau. De afgelopen jaren is de samenstelling van het “Koor van de Dom van Kaliningrad” voortdurend gewijzigd. De meeste oudgedienden waren beschikbaar, twee mensen konden vervangen worden. Het repertoire werd snel weer opgepakt en er is veel gerepeteerd (in de huiskamer van onze flat in Kaliningrad) om het hoge peil van eerder weer op te kunnen pakken.
Elena sloot niet uit dat er na dit concert meer optredens zouden kunnen volgen. Ik aarzelde erg om de draad weer op te pakken om die concerten dan ook te gaan organiseren. Na een lange pauze opnieuw kontakten leggen. Veel tijd en geld investeren en moed verzamelen. Iemand die het koor de laatste jaren vaker had geobserveerd vergeleek de tournees wel met een koets waar veel paarden voor gespannen zijn. Dat vergt veel van de koetsier. En zo voelde het vaak ook. Één optreden in Warschau vergtook veel.
De eerste gedachte was dat het koor op eigen gelegenheid van Kaliningrad naar Warschau (en terug) zou reizen. De organisatoren in Warschau regelden onderdak, een vergoeding “voor de benzine” (750 km, misschien zo’n 125 euro), en stelden een redelijk honorarium in het vooruitzicht. Elena had in gedachten dat ik dan vanuit Heerenveennaar Kaliningrad zou kunnen komen, daar het koor ophalen om dan samen naar Warschau te reizen. Dan kon ik meteen voldoende CD’s meenemen om, zoals gewoonlijk,  na afloop van het concert te kunnen verkopen. Een complicerende factor daarbij is, dat het, vanwege Russische douaneformaliteiten, onmogelijk is met een volle doos CD’s over de grens te komen. Die moeten dan ergens in Polen worden neergezet, vanuit Kaliningrad op weg naar Warschau opgehaald, op de terugweg naar Kaliningrad weer weggezet en daarna andermaal meegenomen naar Heerenveen. Een ommelandse reis van minstens vier dagen en 3.350 kilometer, waarbij de kosten komen van visa, maaltijden onderweg en enkele hotelovernachtingen. Samen duidelijk meer dan de ongeveer 125 euro reiskosten die het koor vergoed zou krijgen. We besloten tot een eenvoudiger oplossing. Het koor kwam met een klein “busje-met-chauffeur”, door de organisatoren in Warschau vergoed, naar de plaats van bestemming en ik kwam vanuit Heerenveen naar Warschau. 2.350 kilometer – uit en thuis. Heen en terug overnachtte ik even ten oosten van Berlijn, op mijn vertrouwde vaste stek halverwege Heerenveen en Kaliningrad, een eenvoudige “Gasthof” in Jahnsfelde, en daarna in een als hotel ingericht, vervallen, paleis, “PalacLuszyn”, ten oosten van Warschau.
PalacLuszyn heb ik opgediept uit het ANWB-gidsje “Kasteelhotels in Polen, Hongarije, Tsjechië en Slowakije”. Van harte aanbevolen! Een gidsje met een verrassende verzameling avontuurlijke plekken om in deze landen, vaak heel goedkoop, te overnachten. PalacLuszyn ligt een eind van grote wegen te vandaan. Oude glorie bij een dorpje van niks. Het was me met moeite gelukt telefonisch af te spreken dat ik zou kunnen overnachten. Ik kwam er in stromende regen aan, regen die boven de zijingang uit de dakgoot gutste. De monumentale hoofdingang deed me aan het bordes van paleis Soestdijk denken. Dat leek me niet de dagelijkse toegang. Alles zag er bij aankomst verlopen en verlaten uit. Ik kwam redelijk droog binnen. Eerst in een rommelige bijkeuken. Daarna was er een ruime, gezellig ouderwetse, keuken. Grote pannen, stapels borden, ruwhouten tafels, een massaal fornuis. Ik riep “volluk”, maar dat hielp niet. Geen mens te zien. Ik probeerde via mijn mobieltje het nummer nog eens dat ik eerder had gebruikt om te “boeken”. Geen resultaat.. nog een keer, maar nu in een ruimte dichter bij de hal “volluk”. Er verscheen een charmante dame van een jaar of 65, met wie ik geen taal leek te delen. Er kwam een tweede dame, een man… Met niemand viel een gesprek te voeren. Één van hen nam een mobieltje en belde iemand aan wie ik in het duits kon uitleggen wat de bedoeling was. Daarna ging de telefoon naar de gastvrouw. En vervolgens een paar keer heen en weer. Toen was het duidelijk. Ik kwam overnachten. Er waren, ondanks de 20 beschikbare kamers,  verder geen gasten. Ik kreeg een vorstelijke, maar verwaarloosde, kamer met twee tweepersoons bedden van elk zo’n 30 cm hoog. En een eigen badkamer. Eenvoudig en proper. Prompt werd er een hoek aan de immens lange tafel in de grote eetzaal voor mij gedekt. Wie van ver komt zal wel trek hebben. Het voelde als thuiskomen met soep en brood.
In de avondschemer wandelde ik over het landgoed. Het bleek vooral een groot landbouwbedrijf te zijn. Grote schuren, veel vee en vijf trekkers voor de deur. ’s Morgens een eenvoudig, maar goed, ontbijt. Om het paleis kwam het landbouwbedrijf op gang.
Het ANWB-gidsje is, nogmaals, van harte aanbevolen!
30 Mei, in Warschau, met Elena en haar koor wat gegeten in het hotel waar we waren ondergebracht. Even weer helemaal de sfeer van alle tournees van de afgelopen jaren. Met inbegrip van Russische tafelmanieren waar ik al die tijd niet aan heb kunnen wennen (b.v. je neus snuiten in een servet en dat daarna op tafel leggen). Naast het hotel een grote kerk. Kerk en hotel kennelijk in het teken van JerzyPopieluszko, de katholieke priester, strijder voor Solidarnosc, die in oktober 1984 door de Poolse communistische geheime dienst is ontvoerd en vermoord. Met het koor in mijn busje dwars door Warschau naar de kerk. Ook in deze kerk, waar later zou worden opgetreden, was Popieluszko duidelijk “aanwezig”. Het concert sloot direct aan op en doordeweekse avonddienst. De, naar mijn schatting, 350 kerkgangers bleven vrijwel allemaal zitten. Elena had me gevraagd na afloop van het optreden CD’s te verkopen. Een wat lastige opgave. Ik spreek geen pools en had geen wisselgeld. ’t Lukte.
Het optreden begon duidelijk later dan door het koor was verwacht. De kerkdienst liep uit, en ik voelde me er blij mee niet verantwoordelijk te zijn voor de gemaakte afspraken en het uitlopen van de kerkdienst. Uitkijkend over de kerkgangers, het publiek, waarvan ik na afloop duidelijk merkte hoe men geroerd was. Een bekend gevoel na ruim 650 concerten van Elena en haar koor. Maar wie zag de wrange combinatie Popieluszko/koor? Een koor waarin enkele mensen die een kort lijntje hebben naar de FSB, de Russische geheime dienst. Één zangeres in het koor is  in deze dienst opgeleid en meldt dat trots in haar CV. Een gotspe! Ik vroeg haar of zij wist wie die man op prenten en, als ware hij een heilige, als beeld in de kerk. Een Poolse heilige dacht ze.“Nee”, zei ik, “een priester die zich verzette, en slachtoffer werd  van de vroegere Poolse geheime dienst”. Het liet haar onbewogen. Mij niet.
Het is de vraag of het “Koor van de Dom van Kaliningrad” verder zal optreden. Dat vergt niet alleen de fantastische muzikale kwaliteit die het koor ongetwijfeld heeft, maar ook diplomatie en goede zakelijke leiding met veel kontakten. Dat wordt nog moeilijk.



                                                       Popieluszko

maandag 6 augustus 2012

Gruwelijk


Gruwelijk – geschreven 22 oktober 2011

Afgelopen week kermis in Heerenveen. Daar liep het dorp niet echt voor uit. Pensioenfondsen lieten zorgelijke berichten horen waarvan we schrokken. Niet alleen gepensioneerden als mensen die mettertijd aanspraak hopen te maken op een redelijk pensioen zijn geschrokken. Gevolgen van de financiële crisis voelen we allemaal. Deze week zal echter bij veel mensen vooral in herinnering blijven als de week waarin Kadaffi aan z’n eind kwam. Een gruwelijke beelden van een gruwelijke man en een gruwelijk einde. Gruwelijk. Een eind van het soort dat meer dictatoren beschoren is geweest en anderen waarschijnlijk nog te wachten staat. Aftreden na verkiezingen lijkt me te verkiezen. Daar wacht de gastheer van Rutte van vorige week duidelijk niet op. Hij komt ongetwijfeld terug. Net als Kadaffi tot voor kort door de wereldleiders werd omarmd, doet ons land natuurlijk zaken met ieder land, met ieder staatshoofd waar economisch voordeel mee te halen is. De consument kan altijd zelf nog besluiten Fair Trade producten te kopen of in de pers te volgen welke fabrikant of winkelketen zich laat leiden door meer morele overwegingen of een gezonde visie op “duurzaam ondernemen”. Geen mensen uitbuiten, geen oceanen leegroven, zorg voor een meer rechtvaardige samenleving. Dit weekend was ik in de russische enclave Kaliningrad. Voor het gevoel van de meeste mensen “ver van mijn bed”, tot 1945 het duitse Oost-Pruisen en de hoofdstad Königsberg. Dat ligt, hoewel zo’n 1.350 kilometer van Heerenveen, een stuk dichterbij. Als het maar dichtbij komt, wordt het gemakkelijk schokkend. De voorpagina van m’n ochtendkrant met realistische beelden komt dichterbij dan een sober bericht dat een staatshoofd plotseling is overleden. Een paar dagen wandelen door Kaliningrad maakt een andere indruk dan Tv-beelden van onze premier die, in een gepolijste omgeving, handen schudt met russische prominenten. Rusland zal met ons land samenwerken in de haven van Rotterdam en blijft ons olie en gas leveren. Handelspartners. Vanuit het raam van onze flat, de zesde verdieping, kijk ik uit over, zeker voor deze stad, veel groen, met pas ver weg flats en het silhouet van het stadcentrum. Daar kun je, zo te zien, goed leven. Het uitzicht wordt wat gruwelijker wanneer je dichtbij kijkt. Naar de parkeerplaats. Daar rijd je alleen binnen wanneer je de juiste afstandsbediening hebt om het ferme hek open te laten schuiven. Dan hoor je er dus bij. Het staat ’s avonds en ’s nachts flink vol met auto’s. Regelmatig laat een ervan door een gevoelige alarminstallatie van zich horen. Graag ’s nachts. Je schrikt op, maar niemand doet iets. Of het is loos alarm, of je kunt maar beter binnen blijven wanneer er echt wat gebeurt. Op de parkeerplaats staat een open afvalcontainer, waarin de bewoners van de flat al hun afval ongesorteerd dumpen: plastic, kartonnen dozen, huishoudelijk afval, batterijen, glas, oud papier, afgedanktemeubels, Tv’s en koelkasten. Alles in die ene open bak, zoals die bij ons voor bouwafval worden  gebruikt. Af en toe komt een vrachtauto een lege bak brengen en neemt de oude dan mee naar de open stort. Intussen hoopt het afval zich op. Meeuwen en andere vogels strijken neer en zoeken hun kostje bij elkaar. Er is voortdurend een legertje zwerfkatten in en om de containers. En, dat is schokkend, van tijd tot tijd, bijna dagelijks, klauteren zwervers de afvalbak in om naar iets van waarde te zoeken. Soms twee tegelijk. De katten vluchten dan. De zwervers vinden iets te eten, iets te drinken (wat zou er in die plastic fles zitten die één van hen aan zijn mond zet? Intussen scheuren, op de hoofdstraat aan de andere kant van de flat, extravagante auto’s elkaar in hoge vaart voorbij. Voor een land waar zo veel mensen, vooral ouderen en gehandicapten verpauperen, schaamteloze modellen, hier graag met geblindeerde ramen, waar Amerikanen de laatste jaren wijselijk afstand van doen, benzineslurpers als Hummers en Lincoln Navigators in een tweede leven. Ze stralen uit dat het de bezitter goed gaat. De dalende koers van de roebel en stijgende prijs van benzine (nu ruim onder de euro per liter) zijn gesprek van de dag. Dat wel. 888

vrijdag 20 juli 2012

Zak en as


In 1966 voer ik als jong bemanningslied van de “Nieuw Amsterdam” rond het eiland Surtsey dat in 1963 even ten zuiden van IJsland, dicht bij de ongeveer 15, ook al vulkanische, Westman-eilanden, was ontstaan door een vulkaanuitbarsting. Een indrukwekkende ervaring zo’n vulkaan in werking. De uitbarsting duurde tot in 1967 en heeft “ons”schip en “ons” luchtruim met rust gelaten. De rust is er weergekeerd en ik heb de uitbarsting gezien. Onvergetelijk. En wat had ik geluk met dat baantje, wat heet baantje: tijdens de reis waarvoor ik had aangemonsterd werkte ik wekelijks 84 uur om het de welgestelde cruisepassagiers tijdens hun reis door noordelijke wateren maximaal naar de zin te maken. Koffie zetten, afwassen en alle mogelijke klussen in de dekpantry en dus zo maar even aan de reling toen we langs Surtsey voeren. Bijna twintig jaar geleden kwam ik op Java dicht bij de Merapi, die toen juist hevig aan het rommelen was. Met een collega reden we ’s nachts in een taxi met een roekeloze, door de vulkaan geobsedeerde, chauffeur de borden voorbij die waarschuwden niet verder te gaan, tot bij een wankele verlaten uitzichttoren, die we met gevaar voor eigen leven beklommen om maar niets te missen. Gevaar lokt als de rots Loreley. Gefascineerd sla je te pletter of kun je verzengen. Dat is meteen één van de charmes  van het reizen, het koketteren met gevaren. Niet ieders meug misschien, maar het komt er vaak wel op neer. “Kijk eens wat ik durf!” Thuisblijvers kunnen tijdens een najaarsstorm ook een dakpan op hun hoofd krijgen. De aswolk van de Eyjafajallajökul van april 2010 is intussen over de wereld verwaaid. Duizenden zijn intussen wel onderweg opgehouden en hebben één of meer dagen en nachten ongemakkelijk doorgebracht, niet wetend wanneer zij hun reis zouden kunnen beginnen of, erger nog, voortzetten. En dan moet dat ongemak, alsof het een echte calamiteit betreft, meteen ergens worden verhaald. Bij de reisverzekering, bij de luchtvaartmaatschappij of de touroperator. Tja, wanneer er zoveel mensen even de boot in gaan ontstaat er verontwaardiging en moet dat natuurlijk ruimhartig vergoed worden. Alsof reizen ooit zonder risico is. Alsof dat risico er niet gewoon bij hoort. Wanneer veel mensen tegelijk schade oplopen, echte schade, onzeker oponthoud of dreigend onheil als aanhoudend hoog water, is iedereen in rep en roer. Dan komen schadefondsen en overheden meteen in beweging en moet er massaal geholpen worden. Nu Griekenland er financieel kennelijk een beetje een boel van heeft gemaakt schieten de EU en het IMF in het geweer. In landen, in bijvoorbeeld Afrika, waar de machtspositie van Europa er een financiële en maatschappelijke ramp van maakte, heeft men intussen al jaren het nakijken. Die hebben hun eigen boontjes te doppen. Overkomt een enkeling een drama, dan heeft die dat zelf maar op te lossen. Gebeurt er iets ergs bij een groot aantal mensen, mensen waar we ons om de een of andere reden kunnen verplaatsen, dan is iedereen in rep en roer. Zijn we samen rijk, bijvoorbeeld als land of EU, dan dienen we, al dan niet uit eigenbelang, te helpen. Tenminste.. Is iemand in z’n eentje, of als familie, vermogend, dan doet die er goed aan zijn of haar rijkdom te beschermen. Het omgekeerde dus van de door onheil getroffen enkeling die zich maar moet zien te redden. Wanneer ik op reis ben, en zo nu en dan in een wat lastig parket raak, zal ik daar nog eens goed over nadenken. Reizen heeft altijd met wachten te maken en soms loop je even een lelijke  strop op. Dat hoort er nu eenmaal bij. Anders zou je ook niets te vertellen hebben wanneer je thuis komt.

De lifter


We rijden, ’s avonds laat, flink door tussen Hamburg en Flensburg, in Duitsland, daar is dat niet ongewoon en màg dat nog op de snelweg. Eerder had ik twee lifters die vanuit Groningen waren meegenomen in Hamburg afgezet. Een handig idee op langere afstanden. Er zijn van die handige sites voor lifters. Er is nog één lifter over in de auto, een vriendelijke jongeman die mee zou rijden naar Flensburg. Hij is uit Soedan afkomstig, naar Nederland gevlucht en heeft hier een Nederlands paspoort gekregen. Hij heeft niet veel te besteden en meerijden is voor hem een uitkomst om zo vrienden in Flensburg te kunnen opzoeken. Na Hamburg kwam hij voorin zitten en hebben we wat kunnen praten. Niet veel. Zijn Nederlands is wat gebroken, hij is een man van weinig woorden, ik heb mijn aandacht vooral bij de weg. Ik begrijp dat hij blij is in Nederland te zijn en te kunnen werken. Zwaar werk in een wasserij, waar hij blij mee is. Aan zijn leven in Soedan heeft hij iets huiverigs voor politiemensen en autoriteiten in het algemeen overgehouden. De rit is nog maar kort en ik vind het bovendien indiscreet door te vragen. Op een langere rit en minder aandacht voor de weg zou dat misschien anders geweest zijn. Zojuist heeft hij met iemand in Flensburg gebeld, iemand die hem daar zal opwachten. Ter hoogte van Rendsburg, even verder, wordt ik door een zwarte BMW vijfhonderdnogwat ingehaald. Terwijl deze auto weer voor me schuift komt er een arm uit het raam, op en neer zwaaiend met zo’n koekenpan met een rood licht in het midden, zoals het stationschef destijds vrolijk fluitend opstak wanneer de trein kon vertrekken. De bedoeling is me duidelijk. Ik dien te volgen naar de parkeerplaats bij de benzinepomp even verderop. Ik volg en stop. Er stappen twee mannen in burger uit de BMW, één van hen, een vijftiger, legitimeert zich met een geplastificeerd groen kaartje in bankpasformaat. Dat zie je dan even langskomen, zonder dat je de tijd neemt of krijgt precies te lezen wat er op staat. Doortastend vraagt men mij naar mijn papieren. Rijbewijs en kentekenbewijs. Die worden grondig via een laptop in de BMW gecontroleerd. Intussen komt er een tweede BMW bij. Parkeert pal achter mijn auto en zet die in het volle licht. Er stapt een derde man uit. De drie heren overleggen wat. Ik krijg mijn papieren terug. Die zijn in orde. Verbaast me niet. De klep van de kofferruimte moet open. Nog steeds in het licht van de tweede politieauto. Er bekruipt me een gevoel alsof ik in een krimi ben beland. Met mijn koffertje zijn de heren snel klaar. Daarna komt de tas van mijn lifter aan de beurt. Intussen moet ook hij uitstappen en zijn papieren laten verifiëren. De heren van de politie vertellen me dat het om een routinecontrole gaat. Er is veel verkeer van Nederland naar Denemarken op de weg met drugs aan boord, vertelt men mij. Mijn lifter, na ons summiere gesprek, zijn melding beducht te zijn voor de politie en nu dit oponthoud is hij een beetje “van mij” geworden, staat wat ongelukkig te kijken naast de auto. Zo zwart en onzeker ten opzichte van de zelfverzekerde BMW-mannen. De aandacht van één van de BMW-mannen wordt ineens getrokken door een affiche op de hoedenplank van mijn auto (wie legt daar vandaag de dag nog hoeden neer?). Een affiche van het internationaal bekende koor dat onder leiding staat van mijn vrouw. Haar naam staat er op. De ogen van de agent-in-burger lichten op: “Ik ken dat koor, fabelhaft!” Hij hoorde het in Rusland en later weer in Schleswig, even verderop. “Fabelhaft!” “Elena Kramarenko, wat een zangeres!” Ik vertel hem dat dat mijn vrouw is. “Dan ken ik uw vrouw!” Ik kan hem vertellen dat zij in maart weer vlak bij Hamburg zal optreden. Hij belooft te komen. Daar zijn affiches voor. Om publiek te trekken, maar toch liever niet in deze krimicontext langs de Autobahn. Beide andere agenten zijn met de tas van de lifter bezig en telefoneren, om even later met hun uitslag terug te komen. Had ik nog even gedacht mijn lifter een half uurtje later in Flensburg te kunnen afleveren, nu wordt de situatie voor mijn lifter, vooral die jongen uit Soedan, en mij toch akelig. De papieren riepen nog wat vragen op die niet ter plaatse waren op te lossen. Zijn bescheiden bagage wordt in een van beide BMW’s gezet en hij moet op de achterbank daarvan plaats nemen naast een agent in burger. Het gaat allemaal razendvlug en efficiënt. Verbaasd blijf ik achter. Ik voel me wat schuldig dat ik niet wat meer voor “mijn” lifter heb gedaan, als ik al iets had kunnen doen. Ik ken geen naam, heb zijn telefoonnummer niet. Hij is weg.

Contrasten


Afgelopen week zat ik voor de TV naar een rechtstreekse uitzending te kijken van het bezoek van Obama aan zijn collega Medvedev. Intussen was mijn vrouw in de keuken bezig een voortreffelijk maal op tafel te krijgen. Dat doen we zo ongeveer om beurten. Nu was zij aan de beurt. Op de markt had zij een “soedak” gekocht. Een vis van goed drie pond. Het was in Kaliningrad, Rusland, en ik had er geen idee van hoe zo’n vis in het nederlands te noemen. Voor het dier in stukken zou gaan en voor een deel tot vissoep zou worden verwerkt nam ik er een paar foto’s van om later maar eens uit te zoeken. De TV had nu prioriteit. Helaas werd de toespraak waar ik naar keek nagesynchroniseerd en moest ik het vooral doen met het beeld. Mijn russisch is onvoldoende om vissen te vertalen of Obama nagesynchroniseerd te verstaan. Om meer over de topontmoeting te lezen moest ik even naar internet. Een “soedak” blijkt een zander ofwel snoekbaars te zijn, tongstrelend! Van wereldnieuws naar huiselijkheid. Van de tafel kijk je over huizen heen de stad in. We hebben zicht op een straatje met oude, verpauperde duitse huizen, een enkele protserige moderne villa en over de bomen heen, het centrum van de stad. Daar is de laatste jaren, in opdracht van de regering een imposante orthodoxe kerk gebouwd. Wit en met glanzende goudkleurige koepels. We zijn in de verte een enorm prestigieus gebouw dat nooit is voltooid vanwege constructiefouten en het teloor gaan van de Sovjet-Unie, die ook  ernstige constructiefouten bleek te bevatten. We kunnen net de spits van een toren zien van de beroemde, eeuwenoude dom. Uit de tijd dat deze stad Duits was. Verder boomtoppen en pas heel ver weg grote flats. Vreemde contrasten. Onze flat is de afgelopen jaren gebouwd en een typisch voorbeeld van recente nieuwbouw in Rusland. Een driekamerflat op de 5e etage. In de Sovjettijd werden nieuwbouwflats neergeplempt die al bij oplevering verloederd waren en daarna niet of nauwelijks zijn onderhouden. Troosteloze, grauwe, gebouwen gebaseerd op de vorm van een op z’n kant gezette schoenendoos. Hoog en deprimerend. Ze staan er nog. Uitgewoond. Wij hebben het geluk dat onze flat een jaar of wat geleden is opgeleverd. Gele baksteen, licht in huis en modern. De vorm lijkt meer geïnspireerd door de vorm van een villa. We hebben een ruime erker, een puntdak met een verspringende daklijn. Nooit meer iets dat op een schoenendoos lijkt, moet men gedacht hebben. Dat toch nog veel typisch russisch is neem ik maar voor lief. Om binnen te komen heb ik minstens een hele sleutelbos nodig: voor de voordeur één, dan met de lift naar boven. Die komt uit op een benauwd halletje met een plafondlamp die het vaak niet doet. Op de tast moet je dan het slot vinden voor een zware metalen deur naar de ruimte waar de vier voordeuren van ons en de directe buren op uit komen. Op iedere etage hebben de bewoners besloten zelf, uit veiligheidsoverwegingen, zo’n deur te laten plaatsen. Daarna komt onze voordeur. Opnieuw twee bovenmaatse sloten die elk met vier stalen pennen de deur aan de deurpost nagelen. Volgens mijn, russische, vrouw is het toch wel nodig om zo’n 15 cm achter deze indrukwekkende deur die naar buiten opent, binnenkort een tweede met opnieuw twee sloten te plaatsen. De zal dan naar binnen openen. Eenmaal binnen gaat de deur natuurlijk goed in het slot. Iedere keer moet ik weer aan het liedje over de cipier van Jaap Fischer denken. We zijn opgesloten, en, wanneer er brand zou zijn, zelf ook niet zomaar weg. Het contact met de buitenwereld gaat vooral via de TV, de telefoon en de ramen naar buiten. Binnen was de huiselijkheid van de gedekte tafel en verse vis. Intussen ben ik terug in Heerenveen. Geen flat, maar een huis met een tuin. Geen ver uitzicht. Mijn vrouw is in Rusland gebleven. We zien elkaar daar binnenkort weer. Voorlopig geniet ik nog even van het goede leven in Heerenveen. Kranten, een geordend, ontspannen, leven waar al die sloten en hekken niet nodig zijn en mensen in de winkel op hun beurt wachten en elkaar op straat vriendelijk groeten. Iedere keer ben ik weer gelukkig niet alleen in Rusland, maar ook in Friesland te wonen.