We rijden, ’s avonds laat, flink door tussen Hamburg en
Flensburg, in Duitsland, daar is dat niet ongewoon en màg dat nog op de
snelweg. Eerder had ik twee lifters die vanuit Groningen waren meegenomen in
Hamburg afgezet. Een handig idee op langere afstanden. Er zijn van die handige
sites voor lifters. Er is nog één lifter over in de auto, een vriendelijke
jongeman die mee zou rijden naar Flensburg. Hij is uit Soedan afkomstig, naar
Nederland gevlucht en heeft hier een Nederlands paspoort gekregen. Hij heeft
niet veel te besteden en meerijden is voor hem een uitkomst om zo vrienden in
Flensburg te kunnen opzoeken. Na Hamburg kwam hij voorin zitten en hebben we
wat kunnen praten. Niet veel. Zijn Nederlands is wat gebroken, hij is een man
van weinig woorden, ik heb mijn aandacht vooral bij de weg. Ik begrijp dat hij
blij is in Nederland te zijn en te kunnen werken. Zwaar werk in een wasserij,
waar hij blij mee is. Aan zijn leven in Soedan heeft hij iets huiverigs voor
politiemensen en autoriteiten in het algemeen overgehouden. De rit is nog maar
kort en ik vind het bovendien indiscreet door te vragen. Op een langere rit en
minder aandacht voor de weg zou dat misschien anders geweest zijn. Zojuist
heeft hij met iemand in Flensburg gebeld, iemand die hem daar zal opwachten. Ter
hoogte van Rendsburg, even verder, wordt ik door een zwarte BMW
vijfhonderdnogwat ingehaald. Terwijl deze auto weer voor me schuift komt er een
arm uit het raam, op en neer zwaaiend met zo’n koekenpan met een rood licht in
het midden, zoals het stationschef destijds vrolijk fluitend opstak wanneer de
trein kon vertrekken. De bedoeling is me duidelijk. Ik dien te volgen naar de
parkeerplaats bij de benzinepomp even verderop. Ik volg en stop. Er stappen
twee mannen in burger uit de BMW, één van hen, een vijftiger, legitimeert zich
met een geplastificeerd groen kaartje in bankpasformaat. Dat zie je dan even
langskomen, zonder dat je de tijd neemt of krijgt precies te lezen wat er op
staat. Doortastend vraagt men mij naar mijn papieren. Rijbewijs en
kentekenbewijs. Die worden grondig via een laptop in de BMW gecontroleerd.
Intussen komt er een tweede BMW bij. Parkeert pal achter mijn auto en zet die
in het volle licht. Er stapt een derde man uit. De drie heren overleggen wat.
Ik krijg mijn papieren terug. Die zijn in orde. Verbaast me niet. De klep van
de kofferruimte moet open. Nog steeds in het licht van de tweede politieauto.
Er bekruipt me een gevoel alsof ik in een krimi ben beland. Met mijn koffertje zijn
de heren snel klaar. Daarna komt de tas van mijn lifter aan de beurt. Intussen
moet ook hij uitstappen en zijn papieren laten verifiëren. De heren van de
politie vertellen me dat het om een routinecontrole gaat. Er is veel verkeer
van Nederland naar Denemarken op de weg met drugs aan boord, vertelt men mij.
Mijn lifter, na ons summiere gesprek, zijn melding beducht te zijn voor de
politie en nu dit oponthoud is hij een beetje “van mij” geworden, staat wat
ongelukkig te kijken naast de auto. Zo zwart en onzeker ten opzichte van de
zelfverzekerde BMW-mannen. De aandacht van één van de BMW-mannen wordt ineens
getrokken door een affiche op de hoedenplank van mijn auto (wie legt daar
vandaag de dag nog hoeden neer?). Een affiche van het internationaal bekende
koor dat onder leiding staat van mijn vrouw. Haar naam staat er op. De ogen van
de agent-in-burger lichten op: “Ik ken dat koor, fabelhaft!” Hij hoorde het in
Rusland en later weer in Schleswig, even verderop. “Fabelhaft!” “Elena
Kramarenko, wat een zangeres!” Ik vertel hem dat dat mijn vrouw is. “Dan ken ik
uw vrouw!” Ik kan hem vertellen dat zij in maart weer vlak bij Hamburg zal
optreden. Hij belooft te komen. Daar zijn affiches voor. Om publiek te trekken,
maar toch liever niet in deze krimicontext langs de Autobahn. Beide andere
agenten zijn met de tas van de lifter bezig en telefoneren, om even later met
hun uitslag terug te komen. Had ik nog even gedacht mijn lifter een half uurtje
later in Flensburg te kunnen afleveren, nu wordt de situatie voor mijn lifter,
vooral die jongen uit Soedan, en mij toch akelig. De papieren riepen nog wat
vragen op die niet ter plaatse waren op te lossen. Zijn bescheiden bagage wordt
in een van beide BMW’s gezet en hij moet op de achterbank daarvan plaats nemen
naast een agent in burger. Het gaat allemaal razendvlug en efficiënt. Verbaasd
blijf ik achter. Ik voel me wat schuldig dat ik niet wat meer voor “mijn”
lifter heb gedaan, als ik al iets had kunnen doen. Ik ken geen naam, heb zijn
telefoonnummer niet. Hij is weg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten