In 1966 voer ik als jong bemanningslied van de “Nieuw
Amsterdam” rond het eiland Surtsey dat in 1963 even ten zuiden van IJsland,
dicht bij de ongeveer 15, ook al vulkanische, Westman-eilanden, was ontstaan
door een vulkaanuitbarsting. Een indrukwekkende ervaring zo’n vulkaan in
werking. De uitbarsting duurde tot in 1967 en heeft “ons”schip en “ons”
luchtruim met rust gelaten. De rust is er weergekeerd en ik heb de uitbarsting
gezien. Onvergetelijk. En wat had ik geluk met dat baantje, wat heet baantje:
tijdens de reis waarvoor ik had aangemonsterd werkte ik wekelijks 84 uur om het
de welgestelde cruisepassagiers tijdens hun reis door noordelijke wateren
maximaal naar de zin te maken. Koffie zetten, afwassen en alle mogelijke
klussen in de dekpantry en dus zo maar even aan de reling toen we langs Surtsey
voeren. Bijna twintig jaar geleden kwam ik op Java dicht bij de Merapi, die
toen juist hevig aan het rommelen was. Met een collega reden we ’s nachts in
een taxi met een roekeloze, door de vulkaan geobsedeerde, chauffeur de borden
voorbij die waarschuwden niet verder te gaan, tot bij een wankele verlaten
uitzichttoren, die we met gevaar voor eigen leven beklommen om maar niets te
missen. Gevaar lokt als de rots Loreley. Gefascineerd sla je te pletter of kun
je verzengen. Dat is meteen één van de charmes van het reizen, het koketteren met gevaren.
Niet ieders meug misschien, maar het komt er vaak wel op neer. “Kijk eens wat
ik durf!” Thuisblijvers kunnen tijdens een najaarsstorm ook een dakpan op hun hoofd
krijgen. De aswolk van de Eyjafajallajökul van april 2010 is intussen over de
wereld verwaaid. Duizenden zijn intussen wel onderweg opgehouden en hebben één
of meer dagen en nachten ongemakkelijk doorgebracht, niet wetend wanneer zij
hun reis zouden kunnen beginnen of, erger nog, voortzetten. En dan moet dat
ongemak, alsof het een echte calamiteit betreft, meteen ergens worden verhaald.
Bij de reisverzekering, bij de luchtvaartmaatschappij of de touroperator. Tja,
wanneer er zoveel mensen even de boot in gaan ontstaat er verontwaardiging en moet
dat natuurlijk ruimhartig vergoed worden. Alsof reizen ooit zonder risico is.
Alsof dat risico er niet gewoon bij hoort. Wanneer veel mensen tegelijk schade
oplopen, echte schade, onzeker oponthoud of dreigend onheil als aanhoudend hoog
water, is iedereen in rep en roer. Dan komen schadefondsen en overheden meteen
in beweging en moet er massaal geholpen worden. Nu Griekenland er financieel kennelijk
een beetje een boel van heeft gemaakt schieten de EU en het IMF in het geweer.
In landen, in bijvoorbeeld Afrika, waar de machtspositie van Europa er een
financiële en maatschappelijke ramp van maakte, heeft men intussen al jaren het
nakijken. Die hebben hun eigen boontjes te doppen. Overkomt een enkeling een
drama, dan heeft die dat zelf maar op te lossen. Gebeurt er iets ergs bij een
groot aantal mensen, mensen waar we ons om de een of andere reden kunnen
verplaatsen, dan is iedereen in rep en roer. Zijn we samen rijk, bijvoorbeeld
als land of EU, dan dienen we, al dan niet uit eigenbelang, te helpen.
Tenminste.. Is iemand in z’n eentje, of als familie, vermogend, dan doet die er
goed aan zijn of haar rijkdom te beschermen. Het omgekeerde dus van de door
onheil getroffen enkeling die zich maar moet zien te redden. Wanneer ik op reis
ben, en zo nu en dan in een wat lastig parket raak, zal ik daar nog eens goed
over nadenken. Reizen heeft altijd met wachten te maken en soms loop je even een
lelijke strop op. Dat hoort er nu
eenmaal bij. Anders zou je ook niets te vertellen hebben wanneer je thuis komt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten